vrijdag 18 juni 2010

De Letter V

 De letter V

Vogelletter of vlinderletter

De Vuurvogel
Er was eens een boer die drie zonen had. De twee oudsten waren ijverig en werkte hard op het land. Maar de jongste was lui. Hij liet zijn twee oudste broers werken.
Nu zag de boer op een ochtend, dat van de mooiste boom in zijn boomgaard, de appels waren gestolen.
Dat moest in de nacht gebeurd zijn. Wie was de dief? De daarop volgende nacht gebeurde hetzelfde.
De boer werd boos want de boomgaard was zijn beste bezit.
De oogst beloofde dit jaar juist groot te zullen worden. Hij wilde nu te weten komen, wie de brutale dief was.

Daarom liet hij zijn drie zoons om de beurt in de nacht waken bij de bomen. De oudste moest de eerste nacht de wacht houden. Toen het nacht werd, ging hij onder een van de appelbomen liggen. Maar de volgende ochtend was de appelboom leeg! De oudste broer was in slaap gevalleb en zag niet wie de appels meenam.

Nu was de tweede zoon aan de beurt om te waken. Maar ook hij viel in slaap en zijn appelboom werd leeggeroofd zonder dat hij het merkte.

Toen was de jongste zoon aan de beurt. Hij kondigde aan dat hij heel de dag ging slapen. Dan is hij niet moe in de nacht en kan hij blijven waken.

Toen het avond werd schudden zijn broers hem wakker. Nu ben jij aan de beurt. Kijk maar wat jij daarvan maakt! De jongste broer rekte zich flink uit en gaapte luid. Daarna liep hij regelrecht naar de bijenkorven van zijn vader. De zon ging net onder. De laatste bijen kwamen de korf binnen gevlogen. Ze hebben heel de dag hard gewerkt. Ze bezochten de bloemen om honing te verzamelen. De jongen hield een flesje voor de ingang. Sommige bijen waren al zo moe, dat ze niet eens zagen dat ze in een flesje kropen, in plaats van in de korf. Toen deed de jongen er een doekje over zodat zij er niet meer uit konden vliegen, maar wel konden ademen. Hij nam ook een lang touw mee en ging op een plek zitten waar hij alle bomen in de boomgaard kon zien.

Het was donker geworden. De uren gingen voorbij zonder dat er iets gebeurde. De jongen werd steeds slaperiger van het lange wachten. Hij dommelde bijna in. Gelukkig schrok hij weer wakker en greep naar het flesje. Hij deed het open en de bijen vlogen uit. Zij merkten meteen dat zij niet in de korf waren en werden heel boos. Zij staken de jongen! Zij staken hem in zijn nek, op zijn handen en eentje stak hem zelfs op het puntje van zijn neus! Het brandde erg en daarom sliep hij niet meer in!

Ineens hoorde hij een wild gedruis in de lucht. Wat kan het zijn? Hij keek op en zag een prachtige vogel met vurige vleugels. Hij gaf licht in de duisternis. Het dier vloog over zijn hoofd en streek neer in de top van een appelboom. De glinsterende vogel scherpte zijn snavel op een tak en streek zijn vleugels glad. Toen begon hij een voor een de appels om zich heen weg te pikken.

Zo hier is de dief dus! De jongen nam het touw en gooide het met een handige worp om de vogel heen. Maar het touw verschroeide aan de vlammende vleugels en de vogel kwam weer vrij.

De volgende dag vertelde de jongen aan niemand wat er in de nacht gebeurd was. Zijn broers lachten hem uit want zij dachten dat hij ook in slaap was gevallen als zij. Maar de jongen ging gewoon de volgende nacht weer in de appelboord waken. Hij nam deze keer geen touw, maar ijzerdraad mee. Ook een paar bijen in een flesje ging weer mee! Net als de vorige nacht, hielpen zij hem opnieuw wakker te blijven omdat zij hem staken!

Weer eens hoorde hij de vleugels van de vuurvogel druisen. Het dier ging weer in een appelboom zitten. Toen wierp hij het ijzerdraad zo handig, dat de lus om de vogel glijdt. De vuurvogel stond voor hem. “Geef mij mijn vrijheid terug,” smeekte het dier. “Maar jij roof de appelbomen van mijn vader leeg, ik kan jou niet vrijlaten! “ “Als jij mij vrijlaten, zal ik niet meer de appels van jou vader roven. Ik zal niets meer vernielen en jou dienaar wordt.”

De jongen vertrouwde de vuurvogel en liet hem vrij. “Klim nu op mijn rug, dan neem ik jou naar mijn meesteres.”Maar de jongen was bang dat hij zou branden aan de vlammende vleugels van de vogel. Daarop zei de vogel tegen hem dat hij in de vijver in het bos moeten baden. Dan zal hij niet branden of verschroeien als hij op zijn rug klimmen.

Dat deed de jongen meteen en toen hij op de rug van de vuurvogel klom, brandde of verschroeide hij niet. De vogel nam hem naar een schitterend paleis. Alle deuren stonden open maar er was niemand te zien. Hij liep door de zalen en gangen en kwam in een kamer geheel van marmer. Op een bank lag een beeldschone prinses te slapen. Voorzichtig boog hij over haar en gaf haar een kus op haar voorhoofd. Toen werd zij wakker en keek hem aan. Op dat moment kwam overal in het stille paleis alles tot leven.

Prachtige muziek weerklonk en de dienaren begon meteen een groot bruiloftsfeest voorbereiden. De jongeling werd tot koning uitgeroepen en trouwde met de prinses. Samen leefden zij lang en gelukkig in dat land. De vuurvogel waakte over de koning en koningin en over alle inwoners van het land.


Vuurvogel vuurvogel
Vlieg ver weg.


Vlooi vlooi kijk toch uit, zeg!
Jij springt veels te ver weg!
Verder dan de verste ver,
Straks vindt jij jouw weg terug niet meer.

Ook de vlinder kan als een mogelijke beeld bij de V- klank gebruikt vorden
Liedjes hierbij:


Vertel eens vlinder

Vertel eens vlinder, vertel eens vlinder, waar kom je vandaan
vertel eens vlinder, vertel eens vlinder, iets van je bestaan.
Ik was een rupsje, ik was een rupsje, ik zat op een blad
ik was een rupsje, ik was een rupsje en ik at daar maar wat.
Toen ging ik spinnen, toen ging ik spinnen, ik spon en ik spon
toen ging ik spinnen, toen ging ik spinnen en ik spon een cocon.
Dat is een huisje, dat is een huisje, zo zacht als satijn
dat is een huisje, dat is een huisje en daar sliep ik heel fijn.
Maar op een morgen, maar op een morgen, verloor ik mijn huid
maar op een morgen, maar op een morgen, toen kroop ik er uit.
En toen de zon scheen, en toen de zon scheen, toen merkte ik pas
dat ik een vlinder, dat ik een vlinder, dat ik een vlindertje was.
En ik kon vliegen, en ik kon vliegen, wat ik vroeger niet kon
en ik kon vliegen, en ik kon vliegen, ik vloog naar de zon.

Vlug, vlug vlindertje
Vlug vlug vlindertje
Waar vlieg jij heen?
Ik vlieg naar de zon
En ik groet jou meteen.
Vlug vlug vlindertje
met vleugels lijk dons.
breng dan aan de zon
ook een groetje van ons.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten