donderdag 20 januari 2011

Beeldentaal


De Medeklinkers

De kinderen krijgen veel sprookjes, verhalen rondom de seizoenen en de natuur, de feestdagen te horen. Op de ritmen van de gedichten en versjes wordt gelopen en geklapt. Klankoefeningen en nonsensrijmpjes vormen ook een belangrijk deel van het leerproces. Op deze manier ondersteunt de beweging het spreken. Ongemerkt nemen ze een rijkdom van woorden en mooie klanken in zich op.


 De oudste volkeren die schriftelijk iets wilden vastleggen, hadden nog niet het alfabet tot hun beschikking; dit is pas heel langzaam uit een beeldschrift ontstaan. Wanneer wij de kinderen meteen de abstracte letters leren, geven we ze slechts de uitgeklede versie van de oorspronkelijke beeldvormen. Hoe de mensen door de eeuwen heen vanuit het leven zelf het schrift ontwikkelden, is dan voor de kinderen geheel verloren gegaan.
In de eerste klas probeer de leerkracht ook de gang van beeld naar letter met de kinderen te maken. Iedere leraar kiest daarvoor zijn eigen beelden, soms heel voor de hand liggende en veel gebruikte beelden.
  
Een paar voorbeelden

Z    zwaan

 








V       vogel













K   koning

De leerkracht introduceert een letter vaak door middel van een verhaal, maar hij vertelt de kinderen wel van tevoren dat ze er iets van gaan leren. Doet hij dit niet, dan voelen de kinderen zich na afloop gefopt. Bovendien spreekt de leerkracht hiermee de wil om te leren aan. Vaak schilderen de kinderen de voorstelling, de zwaan in het water, de vogel in de lucht, eerst met waterverf op een nat blad. Door dit nat-op-nat schilderen komen de vormen niet absoluut en stilstaand op het papier. De kleuren vloeien min of eerder meer in elkaar over, zodat er geen harde onbeweeglijke vormen tot stand komen en ruimte voor de fantasie overblijft.
Daarna doen ze het nog eens over met bijenwaskrijt en kleurpotlood. Langzamerhand wordt het beeld afgepeld en tenslotte komt de letter tevoorschijn. Ze lopen de vormen en ze schrijven het met de vingers in de lucht en op het papier. Zo krijgt elke letter haar eigen geschiedenis mee. Bij veel kinderen behoudt de kale letter nog een tijdje een fantasie-element. Zo krijgt de ene K nog een kroontje en de andere een zwaard of een schoentje. Het blijkt dat de kinderen bij deze manier van leren, waarbij de fantasie zo'n grote rol speelt, hun kinderlijkheid niet vroegtijdig behoeven in te leveren.
Voor iedere medeklinker is wel een beeld te vinden. Toch leren de kinderen enkele letters zonder beeld, omdat zij toch ook in staat moeten zijn om de sprong in een keer te maken.

Bron: Van verhaal tot taal - Werkplan Geert Groote School Amsterdam