De kinderen krijgen veel sprookjes, verhalen rondom de seizoenen
en de natuur, de feestdagen te horen. Op de ritmen van de gedichten en versjes
wordt gelopen en geklapt. Klankoefeningen en nonsensrijmpjes vormen ook een
belangrijk deel van het leerproces. Op deze manier ondersteunt de beweging het
spreken. Ongemerkt nemen ze een rijkdom van woorden en mooie klanken in zich
op.
De oudste volkeren die schriftelijk iets wilden vastleggen, hadden
nog niet het alfabet tot hun beschikking; dit is pas heel langzaam uit een
beeldschrift ontstaan. Wanneer wij de kinderen meteen de abstracte letters
leren, geven we ze slechts de uitgeklede versie van de oorspronkelijke
beeldvormen. Hoe de mensen door de eeuwen heen vanuit het leven zelf het
schrift ontwikkelden, is dan voor de kinderen geheel verloren gegaan.
In de eerste klas probeer de leerkracht ook de gang van beeld naar
letter met de kinderen te maken. Iedere leraar kiest daarvoor zijn eigen
beelden, soms heel voor de hand liggende en veel gebruikte beelden.
Een paar voorbeelden
Z zwaan
V vogel
K koning
De leerkracht introduceert een letter vaak door middel van een
verhaal, maar hij vertelt de kinderen wel van tevoren dat ze er iets van gaan
leren. Doet hij dit niet, dan voelen de kinderen zich na afloop gefopt.
Bovendien spreekt de leerkracht hiermee de wil om te leren aan. Vaak schilderen
de kinderen de voorstelling, de zwaan in het water, de vogel in de lucht, eerst
met waterverf op een nat blad. Door dit nat-op-nat schilderen komen de vormen
niet absoluut en stilstaand op het papier. De kleuren vloeien min of eerder
meer in elkaar over, zodat er geen harde onbeweeglijke vormen tot stand komen
en ruimte voor de fantasie overblijft.
Daarna doen ze het nog eens over met bijenwaskrijt en
kleurpotlood. Langzamerhand wordt het beeld afgepeld en tenslotte komt de
letter tevoorschijn. Ze lopen de vormen en ze schrijven het met de vingers in
de lucht en op het papier. Zo krijgt elke letter haar eigen geschiedenis mee.
Bij veel kinderen behoudt de kale letter nog een tijdje een fantasie-element.
Zo krijgt de ene K nog een kroontje en de andere een zwaard of een schoentje.
Het blijkt dat de kinderen bij deze manier van leren, waarbij de fantasie zo'n
grote rol speelt, hun kinderlijkheid niet vroegtijdig behoeven in te leveren.
Voor iedere medeklinker is wel een beeld te vinden. Toch leren de
kinderen enkele letters zonder beeld, omdat zij toch ook in staat moeten zijn
om de sprong in een keer te maken.
Bron: Van verhaal tot taal - Werkplan Geert Groote School
Amsterdam